Wijnegem in een notendop
Administratieve situering
Wijnegem ligt ongeveer 10 km ten oosten van Antwerpen en heeft een oppervlakte van 785 hectaren. Eind 2019 vierden we onze 10.000ste inwoner inwoner. Wijnegem behoort tot het gerechtelijk en administratief arrondissement Antwerpen en het vredegerecht is in Merksem. Wijnegem grenst aan Wommelgem, Schilde, Antwerpen en Schoten.
Socio-economisch
Wijnegem heeft een aanzienlijke tewerkstelling van meer dan 6.000 werknemers met als voornaamste sector 'handel, financiën en commerciële diensten'. De bouwnijverheid komt op de tweede plaats. De zorgsector met twee woonzorgcentra (Rustenborg en Molenheide) nemen ook een belangrijk deel van de werkgelegenheid voor zich.
Toerisme
Wijnegem heeft geen eigen toeristische dienst, maar is aangesloten bij Toerisme Voorkempen samen met enkele buurgemeenten.
Toeristisch telt Wijnegem enkele belangrijke uitschieters
- Het gemeentepark is een beschermd wandelbos met de geklasseerde Vlemincktoren die wordt gerestaureerd.
- Het sluizencomplex op het Albertkanaal is ook een bezoek waard. In Wijnegem bedraagt het verval 5,45 meter en de grootste sluis is geschikt voor duwvaartkonvooien van 9000 ton
- De moderne nieuwe kerk (1980) met rococomeubilair en enkele markante schilderijen uit de 17de en 18de eeuw vervangt de oude neogotische kerk.
- Het Wijnegem Shopping Center met zijn 240 winkels en zijn winkeloppervlakte van 57.574 m² trekt jaarlijks 9.000.000 bezoekers.
- Daarnaast biedt Wijnegem een uitgebreide keuze aan kwaliteitsvolle zelfstandige kleinhandelaars.
- Wandelaars vinden rond de woonkern van Wijnegem nog verschillende bosrijke domeinen met 18de en 19de eeuwse landhuizen in kasteelstijl.
Een vleugje geschiedenis
De naam Wijnegem zelf is evenwel van Frankische oorsprong (VII-IXde eeuw) en betekent "woning of woonplaats van de lieden van Wini". Wini was het hoofd van een Germaanse familie die zich tijdens de zogenaamde Frankische landname of kolonisatie in de buurt van de huidige Beukenlaan - Oud-Gasthuisstraat vestigde.
Maar die Franken waren ook weer niet de oudste bewoners van de "gemeijnte" of gemeenschappelijke grond. De opgravingen die sinds 1972 worden gedaan door AVRA (Antwerpse vereniging voor Romeinse archeologie) hebben voldoende bewijzen geleverd van een nog vroegere bewoning tijdens de pre-historie en de romanisatietijd. Het eerste (houten ?) kerkje van de XIIde eeuw is blijven bestaan tot in de XVIde eeuw. Nadat het verschillende keren werd geplunderd, brandde het af en werd het verlaten.
In de Middeleeuwen maakte Wijnegem deel uit van het hertogdom Brabant, deel van het Heilig Roomse Duitse Rijk, dat tot aan de Schelde reikte. Het werd later een heerlijkheid met alle bijhorende rechten: tiendenheffing, rechtspraak, schepenbank…
In de XIVde eeuw is er ook al sprake van het "Goed ter Borcht", één van de belangrijkste leengoederen op Wijnegems grondgebied. Stond er ook een primitieve burcht ? Was er een zogenaamde schans waarin de bevolking kon vluchten als er onheil dreigde ? Die vragen blijven voorlopig onbeantwoord. Alleszins stond er rond 1530 een omwald renaissance-kasteel, waarvan de voorgebouwen, de zogenaamde Vlemincktoren en het koetshuis nog bestaan. De Vlemincks, afkomstig uit de hoofdstad van het hertogdom Limburg, waren er de bouwers van. Christoffel Plantin, hofdrukker van koning Filips II en veel andere humanisten, kunstenaars en geleerden waren er te gast en gingen er niet zonder geschenken weg. Opeenvolgende bewoners van Wijnegemhof in die woelige XVIde eeuw waren Jan Vleminck Sebastiaanszoon, zijn broer Arnold, zijn weduwe Isabella Schets.
De Tachtigjarige oorlog (1568-1648) bracht ook hier veel onheil: plunderingen, doortocht of inkwartiering van legerbenden, opeisingen, honger en ziekten. Tijdens die strijd tussen Spanjaarden en Geuzen verbleef bijvoorbeeld de landvoogd voor de Nederlanden Alexander Farnese op het Hof ter Pul. Na zijn vertrek in 1579 liet hij het afbranden: het mocht niet in de handen van de Geuzen vallen. Zo kreeg het zijn tweede naam: Verbrand Hof. De familie Lhermite was erdoor geruïneerd.
De oorlogen van de Franse koning Lodewijk XIV tegen de Engelsen en de Verenigde Provincies (N. Nederland) werden in de XVIIde eeuw veelal uitgevochten op ons (Belgisch) grondgebied. Relicten uit die tijd zijn de zogenaamde "Linnekens" (Linie) op de grens van Wijnegem en 's Gravenwezel: poging om beschermd te zijn tegen verdere aanvallen vanuit het Noorden.
De heerlijkheid Wijnegem ging in 1621 over in handen van Lancelot van Haudion. En toen in 1698 Wijnegem een graafschap werd, was Charles van Haudion, zoon van Nicolaas, er de eerste graaf van. Wijnegem was toen een landbouwgemeente met een 60-tal huizen en 200 à 300 inwoners. Het telde zo'n 25 hoeven met een grondoppervlakte van 5 tot 35 ha. De meeste pachters bezaten enkele koeien en wat kleinvee.
Einde van de XIXde eeuw waren er een 5-tal brouwerijen, een molen en wat huisnijverheid (spinnen, weven, wagenmakerij…). Een belangrijke verandering in die toestand kwam er met de oprichting van de likeurstokerij Louis Meeùs in het jaar 1869. Ze zou aan de plaatselijke bevolking werk en herbergvertier verschaffen. Een 300 werklieden konden er aan de slag en de likeur- en jeneverstokerij werd één van de grootste in Europa. Het succes bleef niet duren. WO I bracht een eerste crisis mee: al het koper werd opgeëist. De Wet Vandervelde (1919) op het alcoholgebruik gaf de genadeslag. De vervangende industrie zoals gistnijverheid of productie van EBENA-voorwerpen (1921-1931) bracht de welvaart niet terug.
Na WO II liet de verstedelijking zich binnen Wijnegem gevoelen, evolutie die tot op vandaag voortduurt: ontstaan van nieuwe woonwijken, industrieterrein, shoppingcenter… De bescheiden landbouwgemeente uit de eerste helft van de XXste eeuw werd een bekende naam in binnen- en buitenland.
R. Correns
Het gemeentehuis
Kunstwerk binnentuin gemeentehuis
van beeldhouwer Jef De Cock
Van in het begin en zelfs voor er enig ontwerp was gemaakt, was het voor mij duidelijk dat chroom-nikkelstaal een geschikt materiaal was voor het beeld. Niet alleen omdat mijn oeuvre hoofdzakelijk in metaal is gerealiseerd en omwille van de inplanting in open lucht, maar vooral omdat dit met de bouwmaterialen en stijl van het nieuwe gebouw samengaat.
De boog was het eerste element dat op papier verscheen. In de bouwkunst is met de spits- en rondboog heel wat fraais gemaakt. Omdat de boog ondersteuning geeft en zelfs bescherming vond ik dit een geschikt symbool. De boog en triomf zijn ook twee begrippen die dikwijls bij mekaar horen.
In de sluitsteen van weleer werd meestal een kenteken uitgebeeld. Dat was mooi meegenomen om aan beide kanten van de boog het wapenschild van de gemeente te voorzien.
In de kapitelen is begroeiing te herkennen en laat ons denken aan de antieke kapitelen die grotendeels met blad en bloemmotieven gedecoreerd waren.
De bol is opengewerkt om nog meer beweging te geven wanneer men er langs loopt en symboliseert open beleid dat door de bezieler van het nieuwe gebouw werd benadrukt. De betekenis: hemelbol, gebied, gezichtskring, invloedsgebied, arbeidsveld, omgeving en stemming vanuit het Grieks - sfhaira - was passend voor de opdracht. Geometrisch was het passend met de boog.
Het silhouet binnen in de bol stelt gebouwen voor met allerlei bestemmingen en men ziet zowel de achterkant als de voorkant, men ziet beide zijden.
Daar refereert naar hier en wanneer er overbrugd wordt is daar meer hier. Als moeilijkheden worden overwonnen is er triomf.
De bol steunt op de overbrugging en wordt beschermd door de boog.
Chroom-nikkelstaal is nogal eentonig van kleur. De facetvorming, uitsparingen en gaten doorbreken die eentonigheid. Het messing (geel koper in de volksmond) laat door zijn kleurverschil met het chroom-nikkelstaal sommige details meer in het oog springen.
De inplanting is zo gekozen om aan de strakke geometrie te ontsnappen.
Jef De Cock
Beeldhouwer
Gemeentewapen
Gemeentevlag
De officiële gemeentevlag bestaat uit zwart met geel uitgeschulpt schuinkruis vergezeld van vier gesteelde en gebladerde druiventrossen van het zelfde.
Archeologische collectie in het gemeentehuis
Bij dit onderzoek kwamen sporen aan het licht van nederzettingen uit de ijzertijd (8ste-1ste eeuw v. Chr.), de Romeinse tijd (1ste-3de eeuw na Chr.) en de Middeleeuwen (7de-12de eeuw).
De belangrijkste voorwerpen afkomstig van die opgravingen zijn te bezichtigen in het gemeentehuis op drie verschillende locaties:
- Gelijkvloerse verdieping: twee toonkasten en een fotomontage. De blikvanger is hier de Romeinse houten emmer uit ca. 200 na Chr.
- Tweede verdieping: toonkast met kleinere archeologische voorwerpen zoals munten, sieraden e.d.
- Traphal in het oud gemeentehuis: middeleeuwse waterput uit de 9de eeuw, bestaande uit een uitgeholde eik in twee helften.