Op gesprek bij Jan Bosschaert

Gepubliceerd op maandag 2 okt 2023 om 10:42
Over tekenen, stripverhalen en het leven in Wijnegem

Dit jaar staat onze Wijnegemse feestdag, de 2110-dag op 21 oktober, helemaal in het teken van stripverhalen. Er zijn die dag heel wat activiteiten in en om ’t Gasthuis gepland, daarnaast krijgen we ook enkele bekende striptekenaars over de vloer. Wij gingen een praatje maken bij (strip)tekenaar én Wijnegemnaar Jan Bosschaert.

Jan, jij bent geboren en getogen in onze gemeente, een échte Wijnegemnaar dus. Heb je hier altijd gewoond?

Klopt, ik ben hier in Wijnegem en zelfs in dit huis geboren. De gigantische kastanjeboom die in onze tuin groeit is net zo oud als ik. Ik heb nog foto’s dat ik er als klein manneke naast sta en dat het dan nog een klein sprietje van een boom is. Hier in mijn oude slaapkamer is het voor mij allemaal begonnen. Ik maakte er mijn eerste grote schilderijen toen ik 18 jaar oud was.

Toen mijn ouders overleden, kreeg ik de kans om deze woning te kopen en terug te keren naar mijn roots. Een droom, want ik ben erg aan het huis en vooral de tuin gehecht.

Jouw eigen woonomgeving was misschien wel de eerste inspiratie voor je tekenwerk. Wilde je altijd al gaan tekenen?

In het eerste leerjaar moesten wij spelende kinderen tekenen en ik tekende een meisje die aan het touwtjespringen was, ze had twee vlechtjes in haar haar. Ik tekende die vlechtjes zoals ik ze zag, terwijl ze naar boven wipten. De meester liet de tekening toen aan iedereen in de klas zien. Ik vond dat normaal, dat is gewoon wat ik gezien had. Maar blijkbaar was dat niet zo evident voor zo’n jong kereltje.

Ik was ook een heel verlegen kind. Het liefst van al trok ik me terug in een zelfgemaakte wereld met tekeningen. Ik deed hele dagen niets anders, altijd maar tekenen.

Je maakt heel verschillende dingen: strips, schilderijen, illustraties, … zou je jezelf als kunstenaar omschrijven?

Eigenlijk niet. Het kan me nog verbazen als ik ergens ga signeren dat er een rij mensen komt aanschuiven om mij te zien. Mijn ouders zeiden altijd “doe maar gewoon, dat is al zot genoeg”. Dus ik ben altijd bescheiden opgevoed. Hoe ik mezelf dan wel zie? Als prentenmaker, ik ben een visuele mens.

Alles wat ik gezien heb, wil ik weergeven op papier. Ik doe niets liever dan vertellen met beelden. Dat is het leuke aan tekenen en schilderen, je kan er iets mee vertellen dat er voorheen niet was.

“Je hebt een leeg blad papier, daar staat niets op en dan met een paar lijnen heb je een figuur en dat leeft! Dat is voor mij de essentie van het tekenen, dat is leven scheppen. Ik kan mij een beetje God voelen op mijn blad papier.”

Mensen zeggen wel eens dat ik het geluk had om van mijn hobby mijn beroep te kunnen maken. Maar ik moet er ook van kunnen leven. Ik kan dus niet zomaar elke dag doen en maken waar ik zin in heb. Ik krijg opdrachten en daar moet ik mij aan houden. Zeker in stripverhalen bijvoorbeeld, je krijgt een scenario en daar moet je je aan houden.

De Wijnegemse feestdag staat dit jaar in het teken van stripverhalen. Teken je graag strips?

Strips is “corvee” van begin tot einde. Die kleine kadertjes, achtergronden met veel details … Een scenarist schrijft op één seconde het woord “kathedraal” en ik werk daar een week aan omwille van alle details. Aan één stripverhaal teken ik makkelijk een half jaar tot een jaar lang. 

Schetsen vind ik het leukste van het proces. Zoeken naar het perspectief, vanuit welk standpunt ga ik mijn prent tekenen, welke houding nemen de personages aan, … Het voordeel van alles met de hand te tekenen is dat ik originele pagina’s heb, die ga ik zeker tentoonstellen op de 2110-dag. Dan pas zie je eigenlijk echt hoe indrukwekkend de uitwerking van een stripverhaal is. 

Welke strips las je zelf graag als kind? Lees je ze nu nog graag?

Ik ga daar een raar antwoord op geven… Ik ben eigenlijk tot het besef gekomen dat ik geen strips “lees” (lacht). Ik heb altijd strips “bekeken”. Dat vind ik ook de beste strips, degene die je van begin tot einde kunt bekijken en het verhaal mee hebt zonder dat je de tekstballonnetjes moet lezen.

Jommeke, Suske en Wiske, Piet Pienter en Bert Bibber en ook Nero waren allemaal mijn favorieten als kind. In mijn pubertijd ontdekte ik Guust Flater en dat was een echte revelatie. Ik heb me heel erg laten beÏnvloeden door de tekenaar, André Franquin. Daarna kwam Moebius, dat was weer een heel andere wereld die me inspireerde.

Vandaag de dag is er nochtans “te veel” inspiratie. Vroeger had je vijf schilders waar je naar opkeek en nu is er zo’n overdosis online. Het is voor mij dan de uitdaging om terug te grijpen naar die zeventienjarige jongen, die toen nog heel naïef en onbezonnen alles tekende wat hij zag. De kat, “ons moeder”, vriendjes die over de vloer kwamen, … Eenvoudige, maar eigenlijk heel knappe tekeningen.

Waar werk je vandaag zoal aan?

Officieel ben ik op pensioen, ik doe het wat rustiger aan dus. Ik werk nog wel steeds in opdracht en ik heb het grote voordeel dat ik zowat van alle markten thuis ben. Er zit veel variatie in de projecten die ik doe. Ik trek steevast enkele maanden uit voor tentoonstellingen die ik doe met vcrb gallery in Antwerpen. Dan kan ik echt mijn eigen ding doen en schilder ik dag en nacht.

Nu ben ik in volle voorbereiding voor de 2110-dag. Het merendeel van mijn werken staan ergens gestockeerd, ik trek hier dus niet zomaar een lade open en neem er wat prenten uit om op te hangen. Ik neem mijn tijd om een fijne selectie te maken die ik daarna helemaal voorbereid door passe-partouts te maken en kaders te voorzien. Ik zoek specifieke dingen bij elkaar zodat de tentoonstelling mooi aansluit bij het thema van de 2110-dag.

Waarop ben jij het meest trots?

Dat ik, ondanks dat ik een verlegen ventje uit een bescheiden arbeidersgezin was, er toch in geslaagd ben om met m’n teken- en schilderwerk een heel gezin te kunnen onderhouden. Samen met mijn vrouw uiteraard. 

Is er iets waar je nog van droomt, Jan?

Nu ik met pensioen ben hoop ik om een boek te maken over de buurt waar ik ben opgegroeid, wijk Zevenbunder. Ik ben al beginnen schrijven, maar de vorm moet nog wat groeien. Ik zie het wel voor me met veel tekeningen en foto’s. Misschien een stripverhaaltje hier en daar met leuke anekdotes uit de wijk.

Er zijn veel leuke herinneringen aan mijn kindertijd hier. Zo was het park bijvoorbeeld nog “het bos van Mols”. De oudere jongens uit de straat kropen stiekem door de omheining en gingen dan op avontuur. Als zij terugkwamen vertelden ze ons over indianen en beren en achtervolgingen door de boswachter en andere fantastische dingen die ze waren tegengekomen in dat bos. Onze fantasie sloeg daar helemaal van op hol.

Al die avonturen in onze eigen straat, die wil ik allemaal op één of andere manier bewaren in een boek.